Na jaren klimmen met Nico kregen we eindelijk een keer carte blanche: 6 dagen grand beau in Chamonix en omstreken. Nu moest het gebeuren. De langste route in de alpen lag voor ons en het weer was met ons. Deze beklimming gaat vanuit Italië via Aiguille Noir en Aiguille Blanc de Peuterey, naar de top van de Mont Blanc.
--- Geschreven door mijn klimpartner Nico Merciny --- Dit artikel verscheen eerder in De Natuurvriend oktober 2016 ---
Voorbij de waanzin
Gebeuren dingen in het leven met een reden of gaat het louter om een toevallige samenloop van omstandigheden? Bij het opruimen van een archiefkast in het begin van deze zomer vind ik mijn diploma van initiator bergbeklimmen terug. Hieraan hangt een felicitatiekaart van Wilfried Meulenbergs met een foto van de Peutereygraat. De bijhorende tekst luidt: “Klaar voor deze droomtocht?” Een droom die ik nadien deelde met mijn vaste cordéemaat Mark van Muysen, die precies 10 jaar geleden verongelukte, waardoor die tocht altijd een verre droom zou blijven. Als ik begin augustus Niels Jespers opbel om te vragen of hij al plannen heeft voor onze komende klimtrip komt er één suggestie mijn richting uit: peutereygraat? Heb ik dit goed gehoord? Wil je zeggen dat? Is dit een teken of louter toeval?
Wat voorafging
Het is juli 2006, Mark en ik zijn net vanuit Berner Oberland aangekomen op de camping van Argentière in het Mont Blancmassief. We hebben er zin in, zijn goed geacclimatiseerd en staan op scherp. Op zoek naar een volgend klimdoel grasduinen we in de Engelstalige topo. Ons oog valt op de integrale peutereygraat op de zuidwand van de Mont Blanc. Het is eigenlijk een combinatie van drie lange routes: de zuidgraat van de Aiguille Noire de Peuterey en de traverse van de Dames Anglaises tot aan het Craveri bivak; de beklimming van de Pointe Gugliermina en de Aiguille Blanche de Peuterey met zijn messcherpe sneeuwgraat tussen de twee toppen; en ten slotte de Grand Pilier d’Angle en de elegante graat die recht naar de top van de Mont Blanc de Courmayeur loopt. “This is the longest and probably the most difficult traverse of its kind in the Alps. There is more than 4500m of ascent over all types of terrain and in magnificent situations”, lezen we en meer dwingende argumenten hebben we niet nodig om ons te overtuigen dat dit het volgende klimdoel zal worden. Maar de meteo beslist er anders over. Met maar twee mooie dagen in het vooruitzicht kunnen we deze route wel vergeten want gemiddeld doen alpinisten er drie dagen over om de top van de Mont Blanc langs deze weg te bereiken. Als mooi alternatief kiezen we voor de Walkerpijler op de noordwand van de Grandes Jorasses en ook al halen we uit deze beklimming de grootste voldoening, we beloven elkaar dat we bij onze volgende klimtrip een poging zullen doen op de integrale peutereygraat. Deal!
Drie weken later slaat echter het noodlot toe en stort mijn wereld in wanneer ik het bericht krijg dat Mark dodelijk ten val is gekomen tijdens de aanloop naar een rotsklimroute aan het Comomeer in Italië. Iedereen is ontdaan, verbaasd, door elkaar geschud en probeert zich, hoe moeilijk ook, te verzoenen met het idee dat hij er niet meer is. Zelf heb ik het ontzettend moeilijk met zijn verlies en het valt me zwaar om de bergen in te gaan zonder hem. Vele vragen die door mijn hoofd spoken blijven onbeantwoord en de twijfels zijn groot, maar ik besef dat ik mijn liefde voor de bergen moet herontdekken door net naar die bergen, een plek waar we de voorbije tien jaar intens hadden geklommen, te trekken. Ik moet het pad dat we zijn ingeslagen blijven bewandelen, uit zelfovertuiging en als eerbetoon aan een gevallen kameraad.
Maar de bergen geven en de bergen nemen, want twee jaar later op 28 december 2008 heb ik zelf een duistere afspraak met Vrouwe Fortuna wanneer ik tijdens een winterbeklimming van de Franse directissimaroute op de noordwand van Aiguille Sans Nom kom vast te zitten in een onverwachte sneeuwstorm. Het gevolg: zware vrieswonden aan handen en voeten, het verdict: de amputatie van acht tenen en een vingerkootje. Voor de tweede keer valt de vaste grond onder mijn voeten weg, maar gelukkig is Griet er die me weet te stimuleren en motiveren om mijn passie voor de klimsport levendig te houden. Gaandeweg kom ik er weer bovenop, maar de vragen en de twijfels zijn er niet minder talrijk om geworden. Onbewust of bewust leg ik me de volgende jaren meer toe op alpiene rotsklimroutes. Ik klim weer, geniet van de bergen en kan mijn passie weer beleven. Maar een ‘grote route’? De droom leeft nog , de wil is er, maar de durf, de ‘guts’ en het vertrouwen zijn weg. Het knaagt … en het blijft knagen.
Aiguille Noire de Peuterey
Vrijdag 12 augustus 2016, ik zit op het terras van het Borelli bivak samen met mijn klimmaat Niels, een van de meest veelzijdige en complete alpinisten van onze club en een oud-leerling van mij uit de jeugdalpinismecursussen. Een ‘jonge hond’ en een ‘oude bok’ samen op pad. Het doet me denken aan mijn beginjaren met Wilfried, maar nu zijn de rollen helemaal omgedraaid. We bestuderen samen de 1100m hoge zuidgraat van de Aiguille Noire de Peuterey, de eerste etappe in de beklimming van de Peuterey Intégrale. Niels’ enthousiasme en vastberadenheid nemen een deel van mijn twijfels weg zodat ik er helemaal in begin te geloven. Hier heb ik jaren van gedroomd en alles zit goed: de meteo, de condities, de acclimatisatie, de sterkte van de touwgroep. Het is nu of nooit, en dat besef ik!
Om 03.30 u zijn we onderweg en als we onze eerste lengtes op de rots achter de rug hebben beseffen we dat het een heftige tocht zal worden. Onze rugzakken zijn zwaar, heel zwaar (eten voor drie dagen, kookmateriaal, bivakgerief, rots- en ijsklimmateriaal) en de route is lang, eindeloos lang. Maar het technisch klimmen op het perfecte graniet van de zuidgraat maakt heel veel goed: super mooie lengtes over platen, in barsten of hoekversnijdingen, en enkele luchtige hangrelais. En dat in een magnifieke omgeving met zicht op de Frêney pijlers. Wat wil je nog meer?
Wat ons echter wel zorgen baart, is drinkwater. Op het eerste gezicht zijn er op de hele graat geen sneeuwvelden meer die ons eventueel van water kunnen voorzien. We moeten dus zeer zuinig omspringen met de anderhalve liter water in onze rugzak en dat valt ons zwaar tijdens deze bloedhete dag. Wanneer we rond 18.00 u. op de top van Pointe Brendel aankomen, hebben we ieders amper een halve liter gedronken en de korsten op onze lippen geven aan dat we aan het uitdrogen zijn. Als dit zo blijft, als we geen sneeuw vinden, hebben we echt wel een probleem. Dit houden we niet nog eens een hele dag vol!
Maar de verlossing komt wanneer we tot onze grote verbazing op Pointe Brendel een sneeuwveldje vinden waar we eventueel kunnen bijtanken en weer hydrateren. De vraag rijst echter of we hiervoor de tijd kunnen nemen, of dat we de resterende drie uur nog gaan gebruiken om door te klimmen naar de top waar we zo graag willen bivakkeren om vroeg aan de rappels te kunnen beginnen. We besluiten echter om het zekere voor het onzekere te nemen en hier te bivakkeren en voldoende tijd te nemen om goed te drinken en te eten. De drie uur extra naar de top van de Noire nemen we er ’s anderendaags wel bij. Een goede keuze blijkt achteraf omdat er op de rest van de zuidgraat geen sneeuw meer te vinden is. Om 22.00 u worden we uit onze eerste slaap gewekt door het gehijg van een Italiaanse berggids die aankomt op onze bivakplaats en ons met een schorre stem smeekt om een halve liter water. Iedereen kampt blijkbaar met een watertekort op deze route, en al goed dat de solidariteit dan groot is.
Dames Anglaises
Na vier uur slapen zijn we op onze tweede klimdag al vroeg op pad want we lopen wat achter op schema. Gas geven dus! De zeer luchtige en impressionante sleutelpassages op de Pointe Ottoz zorgen een beetje voor vertraging, maar al bij al bereiken we vlot de top van de Aiguille Noire de Peuterey. Hier kunnen we eventueel nog langs de normaalroute naar beneden, maar eens we beginnen te rappellen langs de noordkant is het een ‘point of no return’. Wat doen we? Niels hoeft me niet te vertellen wat zijn ogen toch al zeggen en ik begin de eerste rappel al klaar te maken. De rappels van de Noire tot aan de 400 m lager gelegen Brèche Sud des Dames Anglaises hebben een zeer kwalijke reputatie wegens een risico op steenslag en een aantal overhangende, geëxposeerde lengtes. De Spaanse touwgroep onder ons zal het geweten hebben want verschillende stenen stuiteren als losgeslagen projectielen de diepte in en onze ‘cailloux’ echoën tegen de flanken. Maar ook wij worden niet gespaard van steenslag, een steen raakt Niels’ been en een andere komt op mijn enkel terecht. Van objectieve gevaren gesproken! Hoe impressionant die afdaling ook mag zijn, als je zelf bezig bent met die reeks rappels valt je dat allemaal niet zo op, maar als je later vanop een afstand de muur bekijkt waarlangs je afgedaald bent, krijg je een behoorlijke krop in de keel.
Hoe compact de rots op de zuidgraat van de Noire ook is, des te losser is hij op de traverse van de Dames Anglaises. De Italiaanse gids had ons al gewaarschuwd dat dit het meest geëngageerde deel is van de hele route, maar dit is redelijk waanzinnig. Alles lijkt wel los te zitten, alsof de berg ieder moment kan imploderen. We klimmen ‘corde tendu’ alsof we op eieren lopen en proberen heel goed onze focus te houden. Hier mag er echt niks misgaan! Via de beklimming van de Pointe Casati en de Isolée bereiken we na enkele rappels zichtbaar opgelucht de Brèche Nord des Dames Anglaises waar zich het Craveri bivak bevindt. Dit is een klein bivakhutje dat plaats biedt aan vier personen. Maar niet voor ons, want een Nederlandse en Italiaanse touwgroep hebben het hutje al ingenomen en de laatste goede bivakplaats buiten is in Spaanse handen. Wij besluiten dan maar net voor de brèche te bivakkeren op een brede richel die we ombouwen tot een redelijke zitplaats. Het zal geen comfortabele nacht worden, maar hier hebben we wel een beetje sneeuw ter beschikking en in de brèche zelf is er niets. Wanneer we de Spanjaarden horen roepen of we graag een halve liter water hebben, is hun verbazing groot wanneer we hen antwoorden dat we zelf sneeuw gevonden hebben. We danken hen voor het solidaire aanbod en willen hen graag laten meegenieten van onze sneeuwvoorraad maar één rappel en een brokkelig couloir houden ons van elkaar gescheiden. Hier wandel je dus niet zomaar rond!
Mont Blanc
Ons tweede bivak op deze tocht is er een om snel te vergeten. Veel wakker worden, herpositioneren, koud hebben en pijnlijke ledematen. We zijn er dan ook niet rouwig om als we terug kunnen beginnen klimmen na enkele uurtjes ‘rusten’ en getrakteerd worden op een prachtige zonsopgang. Hoewel de rotskwaliteit niet echt fameus is en het routeverloop eerder complex, is de weg naar de top van de Aiguille Blanche de Peuterey gemakkelijk en plezant klimmen. We binden onze stijgijzers om en met een piolet in de hand genieten we van de spectaculaire, messcherpe sneeuwgraat. De opkomende wolken zorgen voor een mysterieuze sfeer en ontnemen vaak het zicht op de 1000m diepte die onder ons gaapt, maar het maakt de traverse er niet minder luchtig op. Eén misstap wordt hier genadeloos afgestraft en is fataal.
Enkele rappels leiden ons naar de Col de Peuterey waar ons een volgend obstakel wacht. De rimaye van de Grand Pilier d’Angle is redelijk delicaat en een Italiaanse lotgenoot is er al ingedonderd. Het is 15.00 u en door de warmte is de sneeuwkwaliteit bedroevend slecht. Toch slaagt een Spaanse klimmer met veel moeite erin een doorgang te vinden en daarom besluiten we met zijn zessen om samen te werken om iedereen veilig over de rimaye te krijgen. We genieten van die solidariteit en verbondenheid en klimmen samen verder naar de top van de Grand Pilier d’Angle. De sneeuwcorniches van de Mont Blanc de Courmayeur lonken nu echt en de steile en geëxposeerde sneeuwgraat doet Niels watertanden. De ‘jus’ in onze benen begint op het einde van deze derde klimdag een beetje op te geraken, maar toch vinden we genoeg motivatie om deze laatste hindernis te nemen. Het is dan ook een overweldigend gevoel wanneer we om 21.00 u. uitklimmen via de top van de Mont Blanc de Courmayeur en de langste route van de Alpen achter ons laten. Een uurtje later staan we op de hoofdtop van de Mont Blanc zelf en vallen we in elkaars armen. De emoties zijn groot en de tranen rollen over mijn wangen van geluk, voldoening en enorme vermoeidheid.
In zijn boek Mont Blanc, the finest routes schrijft Philippe Batoux: “De Peuterey Integrale is meer dan een beklimming; het is een driedaagse reis doorheen de hoge bergen over de kam van een spectaculaire graat, soms op rots, soms op ijs. De onderdompeling in de wereld van grote hoogte, het engagement, de lengte en puurheid van deze lijn zorgen ervoor dat de Peuterey Integrale een van de kroonjuwelen van het Mont Blancmassief is”.
Of dat werkelijk zo is dat moet je zelf maar ontdekken en ik zal zeker een gerenommeerd alpinist als Batoux niet tegenspreken, maar voor mij is deze waanzinnige klim in wellicht de woeligste periode van mijn leven vooral een reis geweest naar mezelf. Een confrontatie met demonen uit het verleden, een eerbetoon aan Mark die hier graag had bij geweest, het terugvinden van het vertrouwen in ‘grote routes’, maar vooral de kracht van verbondenheid en solidariteit tussen klimmaten. Mijn grote en oprechte dank gaat uit naar Niels, de ideale tochtgenoot om deze reis te maken.
Teken of toeval? Ik weet het niet, maar wat ik wel weet is dat sommige dingen altijd samenkomen in het leven.
Tekst: Nico Merciny
Foto’s: Niels Jespers & Nico Merciny
Voorbij de waanzin
Gebeuren dingen in het leven met een reden of gaat het louter om een toevallige samenloop van omstandigheden? Bij het opruimen van een archiefkast in het begin van deze zomer vind ik mijn diploma van initiator bergbeklimmen terug. Hieraan hangt een felicitatiekaart van Wilfried Meulenbergs met een foto van de Peutereygraat. De bijhorende tekst luidt: “Klaar voor deze droomtocht?” Een droom die ik nadien deelde met mijn vaste cordéemaat Mark van Muysen, die precies 10 jaar geleden verongelukte, waardoor die tocht altijd een verre droom zou blijven. Als ik begin augustus Niels Jespers opbel om te vragen of hij al plannen heeft voor onze komende klimtrip komt er één suggestie mijn richting uit: peutereygraat? Heb ik dit goed gehoord? Wil je zeggen dat? Is dit een teken of louter toeval?
Wat voorafging
Het is juli 2006, Mark en ik zijn net vanuit Berner Oberland aangekomen op de camping van Argentière in het Mont Blancmassief. We hebben er zin in, zijn goed geacclimatiseerd en staan op scherp. Op zoek naar een volgend klimdoel grasduinen we in de Engelstalige topo. Ons oog valt op de integrale peutereygraat op de zuidwand van de Mont Blanc. Het is eigenlijk een combinatie van drie lange routes: de zuidgraat van de Aiguille Noire de Peuterey en de traverse van de Dames Anglaises tot aan het Craveri bivak; de beklimming van de Pointe Gugliermina en de Aiguille Blanche de Peuterey met zijn messcherpe sneeuwgraat tussen de twee toppen; en ten slotte de Grand Pilier d’Angle en de elegante graat die recht naar de top van de Mont Blanc de Courmayeur loopt. “This is the longest and probably the most difficult traverse of its kind in the Alps. There is more than 4500m of ascent over all types of terrain and in magnificent situations”, lezen we en meer dwingende argumenten hebben we niet nodig om ons te overtuigen dat dit het volgende klimdoel zal worden. Maar de meteo beslist er anders over. Met maar twee mooie dagen in het vooruitzicht kunnen we deze route wel vergeten want gemiddeld doen alpinisten er drie dagen over om de top van de Mont Blanc langs deze weg te bereiken. Als mooi alternatief kiezen we voor de Walkerpijler op de noordwand van de Grandes Jorasses en ook al halen we uit deze beklimming de grootste voldoening, we beloven elkaar dat we bij onze volgende klimtrip een poging zullen doen op de integrale peutereygraat. Deal!
Drie weken later slaat echter het noodlot toe en stort mijn wereld in wanneer ik het bericht krijg dat Mark dodelijk ten val is gekomen tijdens de aanloop naar een rotsklimroute aan het Comomeer in Italië. Iedereen is ontdaan, verbaasd, door elkaar geschud en probeert zich, hoe moeilijk ook, te verzoenen met het idee dat hij er niet meer is. Zelf heb ik het ontzettend moeilijk met zijn verlies en het valt me zwaar om de bergen in te gaan zonder hem. Vele vragen die door mijn hoofd spoken blijven onbeantwoord en de twijfels zijn groot, maar ik besef dat ik mijn liefde voor de bergen moet herontdekken door net naar die bergen, een plek waar we de voorbije tien jaar intens hadden geklommen, te trekken. Ik moet het pad dat we zijn ingeslagen blijven bewandelen, uit zelfovertuiging en als eerbetoon aan een gevallen kameraad.
Maar de bergen geven en de bergen nemen, want twee jaar later op 28 december 2008 heb ik zelf een duistere afspraak met Vrouwe Fortuna wanneer ik tijdens een winterbeklimming van de Franse directissimaroute op de noordwand van Aiguille Sans Nom kom vast te zitten in een onverwachte sneeuwstorm. Het gevolg: zware vrieswonden aan handen en voeten, het verdict: de amputatie van acht tenen en een vingerkootje. Voor de tweede keer valt de vaste grond onder mijn voeten weg, maar gelukkig is Griet er die me weet te stimuleren en motiveren om mijn passie voor de klimsport levendig te houden. Gaandeweg kom ik er weer bovenop, maar de vragen en de twijfels zijn er niet minder talrijk om geworden. Onbewust of bewust leg ik me de volgende jaren meer toe op alpiene rotsklimroutes. Ik klim weer, geniet van de bergen en kan mijn passie weer beleven. Maar een ‘grote route’? De droom leeft nog , de wil is er, maar de durf, de ‘guts’ en het vertrouwen zijn weg. Het knaagt … en het blijft knagen.
Aiguille Noire de Peuterey
Vrijdag 12 augustus 2016, ik zit op het terras van het Borelli bivak samen met mijn klimmaat Niels, een van de meest veelzijdige en complete alpinisten van onze club en een oud-leerling van mij uit de jeugdalpinismecursussen. Een ‘jonge hond’ en een ‘oude bok’ samen op pad. Het doet me denken aan mijn beginjaren met Wilfried, maar nu zijn de rollen helemaal omgedraaid. We bestuderen samen de 1100m hoge zuidgraat van de Aiguille Noire de Peuterey, de eerste etappe in de beklimming van de Peuterey Intégrale. Niels’ enthousiasme en vastberadenheid nemen een deel van mijn twijfels weg zodat ik er helemaal in begin te geloven. Hier heb ik jaren van gedroomd en alles zit goed: de meteo, de condities, de acclimatisatie, de sterkte van de touwgroep. Het is nu of nooit, en dat besef ik!
Om 03.30 u zijn we onderweg en als we onze eerste lengtes op de rots achter de rug hebben beseffen we dat het een heftige tocht zal worden. Onze rugzakken zijn zwaar, heel zwaar (eten voor drie dagen, kookmateriaal, bivakgerief, rots- en ijsklimmateriaal) en de route is lang, eindeloos lang. Maar het technisch klimmen op het perfecte graniet van de zuidgraat maakt heel veel goed: super mooie lengtes over platen, in barsten of hoekversnijdingen, en enkele luchtige hangrelais. En dat in een magnifieke omgeving met zicht op de Frêney pijlers. Wat wil je nog meer?
Wat ons echter wel zorgen baart, is drinkwater. Op het eerste gezicht zijn er op de hele graat geen sneeuwvelden meer die ons eventueel van water kunnen voorzien. We moeten dus zeer zuinig omspringen met de anderhalve liter water in onze rugzak en dat valt ons zwaar tijdens deze bloedhete dag. Wanneer we rond 18.00 u. op de top van Pointe Brendel aankomen, hebben we ieders amper een halve liter gedronken en de korsten op onze lippen geven aan dat we aan het uitdrogen zijn. Als dit zo blijft, als we geen sneeuw vinden, hebben we echt wel een probleem. Dit houden we niet nog eens een hele dag vol!
Maar de verlossing komt wanneer we tot onze grote verbazing op Pointe Brendel een sneeuwveldje vinden waar we eventueel kunnen bijtanken en weer hydrateren. De vraag rijst echter of we hiervoor de tijd kunnen nemen, of dat we de resterende drie uur nog gaan gebruiken om door te klimmen naar de top waar we zo graag willen bivakkeren om vroeg aan de rappels te kunnen beginnen. We besluiten echter om het zekere voor het onzekere te nemen en hier te bivakkeren en voldoende tijd te nemen om goed te drinken en te eten. De drie uur extra naar de top van de Noire nemen we er ’s anderendaags wel bij. Een goede keuze blijkt achteraf omdat er op de rest van de zuidgraat geen sneeuw meer te vinden is. Om 22.00 u worden we uit onze eerste slaap gewekt door het gehijg van een Italiaanse berggids die aankomt op onze bivakplaats en ons met een schorre stem smeekt om een halve liter water. Iedereen kampt blijkbaar met een watertekort op deze route, en al goed dat de solidariteit dan groot is.
Dames Anglaises
Na vier uur slapen zijn we op onze tweede klimdag al vroeg op pad want we lopen wat achter op schema. Gas geven dus! De zeer luchtige en impressionante sleutelpassages op de Pointe Ottoz zorgen een beetje voor vertraging, maar al bij al bereiken we vlot de top van de Aiguille Noire de Peuterey. Hier kunnen we eventueel nog langs de normaalroute naar beneden, maar eens we beginnen te rappellen langs de noordkant is het een ‘point of no return’. Wat doen we? Niels hoeft me niet te vertellen wat zijn ogen toch al zeggen en ik begin de eerste rappel al klaar te maken. De rappels van de Noire tot aan de 400 m lager gelegen Brèche Sud des Dames Anglaises hebben een zeer kwalijke reputatie wegens een risico op steenslag en een aantal overhangende, geëxposeerde lengtes. De Spaanse touwgroep onder ons zal het geweten hebben want verschillende stenen stuiteren als losgeslagen projectielen de diepte in en onze ‘cailloux’ echoën tegen de flanken. Maar ook wij worden niet gespaard van steenslag, een steen raakt Niels’ been en een andere komt op mijn enkel terecht. Van objectieve gevaren gesproken! Hoe impressionant die afdaling ook mag zijn, als je zelf bezig bent met die reeks rappels valt je dat allemaal niet zo op, maar als je later vanop een afstand de muur bekijkt waarlangs je afgedaald bent, krijg je een behoorlijke krop in de keel.
Hoe compact de rots op de zuidgraat van de Noire ook is, des te losser is hij op de traverse van de Dames Anglaises. De Italiaanse gids had ons al gewaarschuwd dat dit het meest geëngageerde deel is van de hele route, maar dit is redelijk waanzinnig. Alles lijkt wel los te zitten, alsof de berg ieder moment kan imploderen. We klimmen ‘corde tendu’ alsof we op eieren lopen en proberen heel goed onze focus te houden. Hier mag er echt niks misgaan! Via de beklimming van de Pointe Casati en de Isolée bereiken we na enkele rappels zichtbaar opgelucht de Brèche Nord des Dames Anglaises waar zich het Craveri bivak bevindt. Dit is een klein bivakhutje dat plaats biedt aan vier personen. Maar niet voor ons, want een Nederlandse en Italiaanse touwgroep hebben het hutje al ingenomen en de laatste goede bivakplaats buiten is in Spaanse handen. Wij besluiten dan maar net voor de brèche te bivakkeren op een brede richel die we ombouwen tot een redelijke zitplaats. Het zal geen comfortabele nacht worden, maar hier hebben we wel een beetje sneeuw ter beschikking en in de brèche zelf is er niets. Wanneer we de Spanjaarden horen roepen of we graag een halve liter water hebben, is hun verbazing groot wanneer we hen antwoorden dat we zelf sneeuw gevonden hebben. We danken hen voor het solidaire aanbod en willen hen graag laten meegenieten van onze sneeuwvoorraad maar één rappel en een brokkelig couloir houden ons van elkaar gescheiden. Hier wandel je dus niet zomaar rond!
Mont Blanc
Ons tweede bivak op deze tocht is er een om snel te vergeten. Veel wakker worden, herpositioneren, koud hebben en pijnlijke ledematen. We zijn er dan ook niet rouwig om als we terug kunnen beginnen klimmen na enkele uurtjes ‘rusten’ en getrakteerd worden op een prachtige zonsopgang. Hoewel de rotskwaliteit niet echt fameus is en het routeverloop eerder complex, is de weg naar de top van de Aiguille Blanche de Peuterey gemakkelijk en plezant klimmen. We binden onze stijgijzers om en met een piolet in de hand genieten we van de spectaculaire, messcherpe sneeuwgraat. De opkomende wolken zorgen voor een mysterieuze sfeer en ontnemen vaak het zicht op de 1000m diepte die onder ons gaapt, maar het maakt de traverse er niet minder luchtig op. Eén misstap wordt hier genadeloos afgestraft en is fataal.
Enkele rappels leiden ons naar de Col de Peuterey waar ons een volgend obstakel wacht. De rimaye van de Grand Pilier d’Angle is redelijk delicaat en een Italiaanse lotgenoot is er al ingedonderd. Het is 15.00 u en door de warmte is de sneeuwkwaliteit bedroevend slecht. Toch slaagt een Spaanse klimmer met veel moeite erin een doorgang te vinden en daarom besluiten we met zijn zessen om samen te werken om iedereen veilig over de rimaye te krijgen. We genieten van die solidariteit en verbondenheid en klimmen samen verder naar de top van de Grand Pilier d’Angle. De sneeuwcorniches van de Mont Blanc de Courmayeur lonken nu echt en de steile en geëxposeerde sneeuwgraat doet Niels watertanden. De ‘jus’ in onze benen begint op het einde van deze derde klimdag een beetje op te geraken, maar toch vinden we genoeg motivatie om deze laatste hindernis te nemen. Het is dan ook een overweldigend gevoel wanneer we om 21.00 u. uitklimmen via de top van de Mont Blanc de Courmayeur en de langste route van de Alpen achter ons laten. Een uurtje later staan we op de hoofdtop van de Mont Blanc zelf en vallen we in elkaars armen. De emoties zijn groot en de tranen rollen over mijn wangen van geluk, voldoening en enorme vermoeidheid.
In zijn boek Mont Blanc, the finest routes schrijft Philippe Batoux: “De Peuterey Integrale is meer dan een beklimming; het is een driedaagse reis doorheen de hoge bergen over de kam van een spectaculaire graat, soms op rots, soms op ijs. De onderdompeling in de wereld van grote hoogte, het engagement, de lengte en puurheid van deze lijn zorgen ervoor dat de Peuterey Integrale een van de kroonjuwelen van het Mont Blancmassief is”.
Of dat werkelijk zo is dat moet je zelf maar ontdekken en ik zal zeker een gerenommeerd alpinist als Batoux niet tegenspreken, maar voor mij is deze waanzinnige klim in wellicht de woeligste periode van mijn leven vooral een reis geweest naar mezelf. Een confrontatie met demonen uit het verleden, een eerbetoon aan Mark die hier graag had bij geweest, het terugvinden van het vertrouwen in ‘grote routes’, maar vooral de kracht van verbondenheid en solidariteit tussen klimmaten. Mijn grote en oprechte dank gaat uit naar Niels, de ideale tochtgenoot om deze reis te maken.
Teken of toeval? Ik weet het niet, maar wat ik wel weet is dat sommige dingen altijd samenkomen in het leven.
Tekst: Nico Merciny
Foto’s: Niels Jespers & Nico Merciny