In 2019 ging ik terug naar Pakistan. Deze keer voor een nóg grotere uitdaging. De berg der bergen. Een jongensdroom die ik me nooit kon inbeelden. De K2. Lees verder onder de foto's.
K2 - 2019
Dromen van de K2
"Lange tijd kon ik me niet inbeelden dat ik ooit de berg K2 zou beklimmen. Het is een jongensdroom die ik niet voor mogelijk hield. Maar met elke stap die ik in de bergen heb gezet, is mijn verbeelding gegroeid. Wat ooit een droom was, kan ik me nu wel inbeelden. Dit jaar ben ik klaar om deze droom te realiseren."
Voor dromen tastbaar worden
Ik begon met klimmen in de Alpen op mijn 16, ik zocht mijn weg, en telkens een nieuwe uitdaging. Ik werd groter, en de bergen groeiden mee. Ik trok erop uit. Na mijn studies ging ik niet toevallig op de Boliviaanse Altiplano tussen de 6000-ders wonen. Daarvan heb ik er enkele kunnen beklimmen. En dan komt de 7000 in zicht, daarna de 8000. Toen ik in 2018 op de top van Nanga Parbat stond, kon ik me eindelijk inbeelden deze ultieme droom te verwezenlijken. Een meerjarenplan heeft daar nooit achter gezeten. Ik heb voor mezelf telkens gepaste uitdagingen gevonden die me genoeg schrik inboezemden, om uit mijn comfortzone getrokken te worden. Maar nu ik er zo op terugkijk is wel heel mijn leven een lange tocht geweest richting de berg der bergen, richting K2.
Ik ben steeds op zoek naar eenvoud. Dat vind ik in de bergen. Maar expedities brengen heel wat gedoe met zich mee: dragers, sherpa’s, vaste touwen… Hierin heb ik voor mezelf een compromis gevonden: ik klim zonder extra zuurstof, zodat ik boven basiskamp geen ondersteuning van sherpa’s nodig heb. Ik breng zelf mijn tenten en eten naar boven. De vaste touwen (expeditiestijl) gebruik ik wel voor de veiligheid en help ik naar boven dragen. Ik breng al mijn materiaal en afval terug naar beneden.
Voorbereidingen
Maar een droom bereik je niet vanzelf, wel door toewijding en hard werken. Ik startte de fysieke voorbereidingen een half jaar voor vertrek. Die waren gelijkaardig als het jaar ervoor: veel lopen en zwemmen, en verder nog de ‘hypoxic’ training: slapen en roeien bij verminderde zuurstof. Ik heb ook trappen beklommen, in een appartementsgebouw in de buurt, om zo na het werk veel ‘hoogtemeters’ te maken. Bij deze trainingen hielp het mij om tussentijdse doelen te stellen. Bij het zwemmen wilde ik graag eens 10 km zwemmen, want dat had ik nog nooit gedaan. En bij het trappenlopen had ik 3600 hoogtemeter vooropgesteld. Dit is de symbolische afstand tussen het basiskamp en de top. In aantal trappen betekent dit 75 keer een gebouw van 16 verdiepingen naar boven, en met de lift naar beneden. Ofwel 7 uur gaan. Dit is enorm saai, dus meteen ook een goede mentale training. Op de berg wordt het ook al eens lang en saai.
Klimpartner
Eén Belg, Kris Vangeel, ging mee naar het basiskamp om er de sfeer op te snuiven en zo’n expeditie van heel dicht mee te maken, maar niet om te klimmen. Het is heel moeilijk om in mijn directe omgeving mensen te vinden die zoveel tijd, geld en focus willen richten op de beklimming van één berg. Eénmaal in Pakistan was de eerste uitdaging om een klimpartner te vinden. Vorig jaar had ik die gevonden in het basiskamp, maar dat bleek op de berg echt niet te klikken. Dus had ik me dit jaar voorgenomen dat het beter was om alleen te klimmen, mocht ik geen goede match vinden. Je kan ook alleen klimmen, want voor de veiligheid zijn er de vaste touwen. Maar om de tent en andere materialen naar boven te brengen, en voor de gezelligheid, is het wel leuker mét iemand te klimmen. Gelukkig vond ik een geschikte kandidaat in het hotel in Skardu: Hussein uit Iran. Hij zat op dezelfde permit, was ook zonder klimpartner gekomen en wilde de beklimming op een gelijkaardige manier aanpakken. Op de 7-daagse trektoch naar het basiskamp was er tijd genoeg om verder kennis te maken, en onze verwachtingen af te stemmen.
De juiste aanpak?
In het basiskamp hadden eind juni zo’n 160 klimmers verzameld. Een recordaantal! De plaats in de kampen hoger op de berg is beperkt. Dus was de eerste afweging welke route we zouden volgen. Ik kwam met het idee om de Abruzzi Spur te beklimmen, maar ook Cesen kwam nu en dan in het vizier. Ik had me voorgenomen te beslissen op basis van aantallen: ik kies de route waar de minste klimmers in gaan. Na vele inforondjes in het basiskamp, helde de balans lichtjes richting Cesen met iets minder dan de helft van de klimmers.
De eerste weken van de expeditie ging alles voorspoedig. Bijna alle dagen was het mooi weer. Dat betekent weinig sneeuwval en weinig wind. De logistiek schoot goed op. Om de paar dagen konden we vanuit het basiskamp naar boven om een nieuw kamp in te richten met tenten, gas en voedsel. Wat een verschil met vorig jaar! Toen kregen we op vier weken tijd een halve kans om kamp 3 te bereiken. Tussen de sneeuwdagen door. Nu waren we twee weken na aankomst in het basiskamp logistiek al klaar voor een toppoging. Ook conditioneel ging alles voorspoedig, dankzij de ‘hypoxic’ training thuis, de maanden voordien.
Toch twijfelde ik even over onze aanpak. We hadden ons voorgenomen om tijdens de acclimatisatie niet verder dan kamp 3 (6800 m) te klimmen. Kamp 4 ligt met z’n 7700 m veel hoger, en zou ons mogelijks meer energie kosten, dan wat we zouden winnen qua acclimatisatie. De twijfel ontstond vooral doordat Adrian Ballinger, de zeer ervaren Everest gids waarmee we het basiskamp deelden, resoluut koos voor een nacht in kamp 4 zonder toppoging eraan te koppelen. En die man had 6 weken ervoor nog 4 dagen op 8300 m doorgebracht! Voor wie Everest gewend is, is 7700 m slechts een tussenstop. Maar met het slechte weer op Nanga Parbat in gedachten, vond ik dat we geen kans voor een toppoging onbenut mochten laten.
Naar de top
Onze toppoging begon op 13 juli, slechts twee weken na aankomst in het basiskamp. We klommen naar kamp 2. De dag erna bereikten we kamp 3. Maar daar hadden we problemen met ons vuurtje, waardoor de volledige toppoging in het gedrang kwam: geen vuur betekent geen water meer! Via de radio belden we naar het basiskamp. Kris kon aan een Tsjech uitleggen hoe hij ons reserve vuurtje in kamp 2 kon vinden en meebrengen. Dit betekende een dag vertraging, maar wat een opluchting!
Op 16 juli klommen we van kamp 3 naar kamp 4. Door de sterke wind en de sneeuw de nacht ervoor, hadden we besloten niet ’s nachts te vertrekken. De volgende ochtend hebben we dan toch eindelijk onze rugzak gepakt: een tent, slaapgerief, kookgerief, eten en een zuurstoffles voor in noodgevallen. Ons donspak trokken we alvast aan voor hoger op de berg, en om gewicht te besparen in de rugzak. Alles bij elkaar toch meer dan 20 kg. Tegen 9u zetten we aan. Dat is behoorlijk laat als je weet dat je nog 900 hoogtemeters voor de boeg hebt met volle bepakking, op die hoogte. Rond 19u gaat de zon achter de horizon en gaat de diepvriezer open. Voor die tijd wilden we onze tent opzetten en nog zoveel mogelijk water maken. Tegen 18u waren we in kamp 4. Doorgaans wordt er rond 22u vertrokken voor een toppoging. Maar toen werd ons al snel duidelijk dat we op 4 uur tijd niet genoeg zouden kunnen rusten en sneeuw smelten. Dat betekent ineens wel heel veel rust: 24 uur extra. En echt rusten doe je niet op die hoogte. Je wordt sloom, en de weinige dingen die je moet doen stel je eindeloos uit. Eten lukt nauwelijks. Een lichte hoofdpijn vergezelde me op de bewuste momenten. Ik maakte me zorgen. Ik had me voorgenomen goed naar mijn lichaam te luisteren. En hoofdpijn is een eerste indicatie van ergere dingen, zoals hoogteziekte en oedeem.
Op 17 juli vertrokken Hussein en ik richting de top. Gelukkig was de hoofdpijn weg en kon ik met een gerust gemoed starten. Er was een 25-tal klimmers op stap die avond. Enkelen waren al een stuk hoger op de berg om vaste touwen te installeren voor hun klanten. Het weer was goed, een heldere nacht, bijna volle maan en matige wind. Dit is het moment waaraan je een jaar lang elke dag hebt gedacht. Waarvoor je hebt getraind. En waarvan je een half leven hebt gedroomd. Ik voelde me goed en vastberaden de top te halen. Hussein liet me vooraan klimmen om het tempo te bepalen. Ik vroeg me constant af: ga ik niet te snel en niet te traag? Je moet het nog minstens 12 uur volhouden. Maar als je te traag gaat, ben te laat om nog veilig te kunnen afdalen. Ik had de neiging om aan te klampen bij het tempo van de anderen rond ons. Maar bijna iedereen klom met zuurstof en wij niet, dus je weet dat dat nefast kan zijn later. Als ik even te snel ging, of te veel aan m’n pikkel trok, voelde ik een tinteling in m’n vingers en armen. Alsof er te weinig zuurstof in zat om de energie en kracht te leveren die ik verwachtte.
========== Tussenstuk/kadertekst – Vanop www.nielsjespers.be/blog ======
17 juli 2019 - Na de geplande rust van 24u in kamp 4 is Niels vandaag rond 21u lokale tijd vertrokken richting de top. Rond de middag liet hij nog weten dat hij er klaar voor was.
Een half uurtje geleden kregen we dit bericht binnen:
"Na drie uur en 200 hoogtemeters draaiden alle lichtjes om en kwam de hele bende (25 man) naar beneden. Het vooruitgeschoven fixing team geraakte gisteren avond niet door de ijzige bottleneck. Het was een gokje. Ik vermoed dat deze toppoging een zeer langgerekte acclimatisatie zal zijn. Eerst een beetje rusten in het basiskamp en dan beslissen wat we gaan doen (beperkte hoeveelheid gas, eten en grote hoogte lachen er niet mee)"
=====================================================================
Teleurstelling
Na 3 uur klimmen en 200 hoogtemeters, rond middernacht, draaiden plots alle hoofdlampjes om. Er was verwarring bij iedereen. De info was schaars en de verhalen liepen uiteen: er is te veel losse sneeuw, te veel lawinegevaar, of zelfs te ijzig in de ‘bottleneck’ (8300m). Tegenstrijdige verklaringen, waarvan ik nog steeds niet weet welke correct is. Maar de beslissing om ook om te draaien was snel gemaakt: als de fixers van de touwen er met zuurstof niet doorgeraken, dan komen we er zonder zuurstof flessen zeker niet door. ‘Zonder zuurstof klimmen’ moet je dus wel met een korreltje zout moet nemen. Ik deed een poging om de berg op eigen kracht te beklimmen, zonder directe hulp van anderen of van zuurstof. Maar als er mensen met zuurstof klimmen, gaan die voorop. En dat spoor kunnen volgen is een wereld van verschil.
Ik was ontgoogecheld, maar ook hoopvol: dit was een eerste poging, en hoewel we de top niet haalden, was het toch een goede acclimatisatie om na enkele dagen rust een nieuwe poging te doen. De volgende ochtend daalden we af naar het basiskamp. De vele teleurgestelde gezichten onderweg verbaasden me. Voor hen was de volledige expeditie gedaan. Hun leider en sherpa’s hadden beslist dat het bij deze poging ging blijven. Tenten en zuurstof werden weer naar beneden gedragen. Dat was echt onbegrijpelijk voor mij. Zij betaalden voor hun expeditie een veelvoud van wat ik had betaald, maar konden niet eens zelf beslissen over het einde van de expeditie!
Terwijl ik tijdens de afdaling nog hoopvol was, sijpelde de ontgoocheling bij mij langzaam binnen in het basiskamp. Toen ik mijn sokken voor het eerst in enkele dagen uitdeed, zag ik dat één grote teen kou had gevat. Op dat moment dacht ik nog steeds dat ik de week nadien een nieuwe toppoging zou doen. Maar een dag later, op advies van twee klimmers-dokters, werd ineens toch duidelijk dat de expeditie ook voor mij gedaan was. De teen was lichtjes bevroren geweest en het was nog onduidelijk of hij helemaal zou genezen. De teen in die toestand terug blootstellen aan de kou boven op de berg, zou zeker tot amputaties hebben geleid. Twee dagen later ben ik naar Skardu vertrokken.
Goed seizoen
Een week later vernam ik dat mijn klimpartner de top had bereikt. Ik was heel blij voor hem, maar het nieuws zorgde voor een extra grote teleurstelling bij mij. Het besef dat het Pakistaanse avontuur echt voorbij was. En dat het een bijzonder goed jaar was op de berg: weinig wind en neerslag, veel zon en geen ernstige ongevallen. Het doet pijn te beseffen dat ik de gunstige omstandigheden niet optimaal heb kunnen benutten. Van het recordaantal van 160 klimmers, is een 30-tal boven geraakt, verspreid over 2 dagen. Van hen heeft een 5-tal klimmers zonder zuurstof de top gehaald. Op alle vlakken dus een overtreffing of evennaring van het recordjaar 2018. Na de onheilsberichten op Everest dit voorjaar, had ik schrik dat de grote aantallen op K2 ook voor problemen zouden zorgen. Dit is vooralsnog niet het geval: de berg is groot, de onderliggende kampen zijn klein, en de berg is selectief genoeg geweest waardoor lang niet iedereen kamp 4 heeft bereikt.
Ondertussen is mijn grote teen volledig hersteld. Dat is een hele opluchting en ik sta nog steeds achter mijn beslissing om niet terug omhoog te gaan. Maar de teleurstelling blijft groot. Er zat meer in. ‘De berg loopt niet weg’, krijg ik iets te vaak te horen. Dat is juist, maar de kansen om hem te beklimmen zijn beperkt. Ik kan nog blijven dromen.
Nawoord: Mede dankzij de steun van KBF kreeg ik een kans om deze droom te realiseren. Om een nieuwe poging te kunnen doen, ben ik steeds op zoek naar mogelijke partners en sponsors. Meer info via www.nielsjespers.be/partners.
-----------------------------
Dit artikel verscheen ook in het magazine van de Klim- en bergsportfederatie (november 2019).
"Lange tijd kon ik me niet inbeelden dat ik ooit de berg K2 zou beklimmen. Het is een jongensdroom die ik niet voor mogelijk hield. Maar met elke stap die ik in de bergen heb gezet, is mijn verbeelding gegroeid. Wat ooit een droom was, kan ik me nu wel inbeelden. Dit jaar ben ik klaar om deze droom te realiseren."
Voor dromen tastbaar worden
Ik begon met klimmen in de Alpen op mijn 16, ik zocht mijn weg, en telkens een nieuwe uitdaging. Ik werd groter, en de bergen groeiden mee. Ik trok erop uit. Na mijn studies ging ik niet toevallig op de Boliviaanse Altiplano tussen de 6000-ders wonen. Daarvan heb ik er enkele kunnen beklimmen. En dan komt de 7000 in zicht, daarna de 8000. Toen ik in 2018 op de top van Nanga Parbat stond, kon ik me eindelijk inbeelden deze ultieme droom te verwezenlijken. Een meerjarenplan heeft daar nooit achter gezeten. Ik heb voor mezelf telkens gepaste uitdagingen gevonden die me genoeg schrik inboezemden, om uit mijn comfortzone getrokken te worden. Maar nu ik er zo op terugkijk is wel heel mijn leven een lange tocht geweest richting de berg der bergen, richting K2.
Ik ben steeds op zoek naar eenvoud. Dat vind ik in de bergen. Maar expedities brengen heel wat gedoe met zich mee: dragers, sherpa’s, vaste touwen… Hierin heb ik voor mezelf een compromis gevonden: ik klim zonder extra zuurstof, zodat ik boven basiskamp geen ondersteuning van sherpa’s nodig heb. Ik breng zelf mijn tenten en eten naar boven. De vaste touwen (expeditiestijl) gebruik ik wel voor de veiligheid en help ik naar boven dragen. Ik breng al mijn materiaal en afval terug naar beneden.
Voorbereidingen
Maar een droom bereik je niet vanzelf, wel door toewijding en hard werken. Ik startte de fysieke voorbereidingen een half jaar voor vertrek. Die waren gelijkaardig als het jaar ervoor: veel lopen en zwemmen, en verder nog de ‘hypoxic’ training: slapen en roeien bij verminderde zuurstof. Ik heb ook trappen beklommen, in een appartementsgebouw in de buurt, om zo na het werk veel ‘hoogtemeters’ te maken. Bij deze trainingen hielp het mij om tussentijdse doelen te stellen. Bij het zwemmen wilde ik graag eens 10 km zwemmen, want dat had ik nog nooit gedaan. En bij het trappenlopen had ik 3600 hoogtemeter vooropgesteld. Dit is de symbolische afstand tussen het basiskamp en de top. In aantal trappen betekent dit 75 keer een gebouw van 16 verdiepingen naar boven, en met de lift naar beneden. Ofwel 7 uur gaan. Dit is enorm saai, dus meteen ook een goede mentale training. Op de berg wordt het ook al eens lang en saai.
Klimpartner
Eén Belg, Kris Vangeel, ging mee naar het basiskamp om er de sfeer op te snuiven en zo’n expeditie van heel dicht mee te maken, maar niet om te klimmen. Het is heel moeilijk om in mijn directe omgeving mensen te vinden die zoveel tijd, geld en focus willen richten op de beklimming van één berg. Eénmaal in Pakistan was de eerste uitdaging om een klimpartner te vinden. Vorig jaar had ik die gevonden in het basiskamp, maar dat bleek op de berg echt niet te klikken. Dus had ik me dit jaar voorgenomen dat het beter was om alleen te klimmen, mocht ik geen goede match vinden. Je kan ook alleen klimmen, want voor de veiligheid zijn er de vaste touwen. Maar om de tent en andere materialen naar boven te brengen, en voor de gezelligheid, is het wel leuker mét iemand te klimmen. Gelukkig vond ik een geschikte kandidaat in het hotel in Skardu: Hussein uit Iran. Hij zat op dezelfde permit, was ook zonder klimpartner gekomen en wilde de beklimming op een gelijkaardige manier aanpakken. Op de 7-daagse trektoch naar het basiskamp was er tijd genoeg om verder kennis te maken, en onze verwachtingen af te stemmen.
De juiste aanpak?
In het basiskamp hadden eind juni zo’n 160 klimmers verzameld. Een recordaantal! De plaats in de kampen hoger op de berg is beperkt. Dus was de eerste afweging welke route we zouden volgen. Ik kwam met het idee om de Abruzzi Spur te beklimmen, maar ook Cesen kwam nu en dan in het vizier. Ik had me voorgenomen te beslissen op basis van aantallen: ik kies de route waar de minste klimmers in gaan. Na vele inforondjes in het basiskamp, helde de balans lichtjes richting Cesen met iets minder dan de helft van de klimmers.
De eerste weken van de expeditie ging alles voorspoedig. Bijna alle dagen was het mooi weer. Dat betekent weinig sneeuwval en weinig wind. De logistiek schoot goed op. Om de paar dagen konden we vanuit het basiskamp naar boven om een nieuw kamp in te richten met tenten, gas en voedsel. Wat een verschil met vorig jaar! Toen kregen we op vier weken tijd een halve kans om kamp 3 te bereiken. Tussen de sneeuwdagen door. Nu waren we twee weken na aankomst in het basiskamp logistiek al klaar voor een toppoging. Ook conditioneel ging alles voorspoedig, dankzij de ‘hypoxic’ training thuis, de maanden voordien.
Toch twijfelde ik even over onze aanpak. We hadden ons voorgenomen om tijdens de acclimatisatie niet verder dan kamp 3 (6800 m) te klimmen. Kamp 4 ligt met z’n 7700 m veel hoger, en zou ons mogelijks meer energie kosten, dan wat we zouden winnen qua acclimatisatie. De twijfel ontstond vooral doordat Adrian Ballinger, de zeer ervaren Everest gids waarmee we het basiskamp deelden, resoluut koos voor een nacht in kamp 4 zonder toppoging eraan te koppelen. En die man had 6 weken ervoor nog 4 dagen op 8300 m doorgebracht! Voor wie Everest gewend is, is 7700 m slechts een tussenstop. Maar met het slechte weer op Nanga Parbat in gedachten, vond ik dat we geen kans voor een toppoging onbenut mochten laten.
Naar de top
Onze toppoging begon op 13 juli, slechts twee weken na aankomst in het basiskamp. We klommen naar kamp 2. De dag erna bereikten we kamp 3. Maar daar hadden we problemen met ons vuurtje, waardoor de volledige toppoging in het gedrang kwam: geen vuur betekent geen water meer! Via de radio belden we naar het basiskamp. Kris kon aan een Tsjech uitleggen hoe hij ons reserve vuurtje in kamp 2 kon vinden en meebrengen. Dit betekende een dag vertraging, maar wat een opluchting!
Op 16 juli klommen we van kamp 3 naar kamp 4. Door de sterke wind en de sneeuw de nacht ervoor, hadden we besloten niet ’s nachts te vertrekken. De volgende ochtend hebben we dan toch eindelijk onze rugzak gepakt: een tent, slaapgerief, kookgerief, eten en een zuurstoffles voor in noodgevallen. Ons donspak trokken we alvast aan voor hoger op de berg, en om gewicht te besparen in de rugzak. Alles bij elkaar toch meer dan 20 kg. Tegen 9u zetten we aan. Dat is behoorlijk laat als je weet dat je nog 900 hoogtemeters voor de boeg hebt met volle bepakking, op die hoogte. Rond 19u gaat de zon achter de horizon en gaat de diepvriezer open. Voor die tijd wilden we onze tent opzetten en nog zoveel mogelijk water maken. Tegen 18u waren we in kamp 4. Doorgaans wordt er rond 22u vertrokken voor een toppoging. Maar toen werd ons al snel duidelijk dat we op 4 uur tijd niet genoeg zouden kunnen rusten en sneeuw smelten. Dat betekent ineens wel heel veel rust: 24 uur extra. En echt rusten doe je niet op die hoogte. Je wordt sloom, en de weinige dingen die je moet doen stel je eindeloos uit. Eten lukt nauwelijks. Een lichte hoofdpijn vergezelde me op de bewuste momenten. Ik maakte me zorgen. Ik had me voorgenomen goed naar mijn lichaam te luisteren. En hoofdpijn is een eerste indicatie van ergere dingen, zoals hoogteziekte en oedeem.
Op 17 juli vertrokken Hussein en ik richting de top. Gelukkig was de hoofdpijn weg en kon ik met een gerust gemoed starten. Er was een 25-tal klimmers op stap die avond. Enkelen waren al een stuk hoger op de berg om vaste touwen te installeren voor hun klanten. Het weer was goed, een heldere nacht, bijna volle maan en matige wind. Dit is het moment waaraan je een jaar lang elke dag hebt gedacht. Waarvoor je hebt getraind. En waarvan je een half leven hebt gedroomd. Ik voelde me goed en vastberaden de top te halen. Hussein liet me vooraan klimmen om het tempo te bepalen. Ik vroeg me constant af: ga ik niet te snel en niet te traag? Je moet het nog minstens 12 uur volhouden. Maar als je te traag gaat, ben te laat om nog veilig te kunnen afdalen. Ik had de neiging om aan te klampen bij het tempo van de anderen rond ons. Maar bijna iedereen klom met zuurstof en wij niet, dus je weet dat dat nefast kan zijn later. Als ik even te snel ging, of te veel aan m’n pikkel trok, voelde ik een tinteling in m’n vingers en armen. Alsof er te weinig zuurstof in zat om de energie en kracht te leveren die ik verwachtte.
========== Tussenstuk/kadertekst – Vanop www.nielsjespers.be/blog ======
17 juli 2019 - Na de geplande rust van 24u in kamp 4 is Niels vandaag rond 21u lokale tijd vertrokken richting de top. Rond de middag liet hij nog weten dat hij er klaar voor was.
Een half uurtje geleden kregen we dit bericht binnen:
"Na drie uur en 200 hoogtemeters draaiden alle lichtjes om en kwam de hele bende (25 man) naar beneden. Het vooruitgeschoven fixing team geraakte gisteren avond niet door de ijzige bottleneck. Het was een gokje. Ik vermoed dat deze toppoging een zeer langgerekte acclimatisatie zal zijn. Eerst een beetje rusten in het basiskamp en dan beslissen wat we gaan doen (beperkte hoeveelheid gas, eten en grote hoogte lachen er niet mee)"
=====================================================================
Teleurstelling
Na 3 uur klimmen en 200 hoogtemeters, rond middernacht, draaiden plots alle hoofdlampjes om. Er was verwarring bij iedereen. De info was schaars en de verhalen liepen uiteen: er is te veel losse sneeuw, te veel lawinegevaar, of zelfs te ijzig in de ‘bottleneck’ (8300m). Tegenstrijdige verklaringen, waarvan ik nog steeds niet weet welke correct is. Maar de beslissing om ook om te draaien was snel gemaakt: als de fixers van de touwen er met zuurstof niet doorgeraken, dan komen we er zonder zuurstof flessen zeker niet door. ‘Zonder zuurstof klimmen’ moet je dus wel met een korreltje zout moet nemen. Ik deed een poging om de berg op eigen kracht te beklimmen, zonder directe hulp van anderen of van zuurstof. Maar als er mensen met zuurstof klimmen, gaan die voorop. En dat spoor kunnen volgen is een wereld van verschil.
Ik was ontgoogecheld, maar ook hoopvol: dit was een eerste poging, en hoewel we de top niet haalden, was het toch een goede acclimatisatie om na enkele dagen rust een nieuwe poging te doen. De volgende ochtend daalden we af naar het basiskamp. De vele teleurgestelde gezichten onderweg verbaasden me. Voor hen was de volledige expeditie gedaan. Hun leider en sherpa’s hadden beslist dat het bij deze poging ging blijven. Tenten en zuurstof werden weer naar beneden gedragen. Dat was echt onbegrijpelijk voor mij. Zij betaalden voor hun expeditie een veelvoud van wat ik had betaald, maar konden niet eens zelf beslissen over het einde van de expeditie!
Terwijl ik tijdens de afdaling nog hoopvol was, sijpelde de ontgoocheling bij mij langzaam binnen in het basiskamp. Toen ik mijn sokken voor het eerst in enkele dagen uitdeed, zag ik dat één grote teen kou had gevat. Op dat moment dacht ik nog steeds dat ik de week nadien een nieuwe toppoging zou doen. Maar een dag later, op advies van twee klimmers-dokters, werd ineens toch duidelijk dat de expeditie ook voor mij gedaan was. De teen was lichtjes bevroren geweest en het was nog onduidelijk of hij helemaal zou genezen. De teen in die toestand terug blootstellen aan de kou boven op de berg, zou zeker tot amputaties hebben geleid. Twee dagen later ben ik naar Skardu vertrokken.
Goed seizoen
Een week later vernam ik dat mijn klimpartner de top had bereikt. Ik was heel blij voor hem, maar het nieuws zorgde voor een extra grote teleurstelling bij mij. Het besef dat het Pakistaanse avontuur echt voorbij was. En dat het een bijzonder goed jaar was op de berg: weinig wind en neerslag, veel zon en geen ernstige ongevallen. Het doet pijn te beseffen dat ik de gunstige omstandigheden niet optimaal heb kunnen benutten. Van het recordaantal van 160 klimmers, is een 30-tal boven geraakt, verspreid over 2 dagen. Van hen heeft een 5-tal klimmers zonder zuurstof de top gehaald. Op alle vlakken dus een overtreffing of evennaring van het recordjaar 2018. Na de onheilsberichten op Everest dit voorjaar, had ik schrik dat de grote aantallen op K2 ook voor problemen zouden zorgen. Dit is vooralsnog niet het geval: de berg is groot, de onderliggende kampen zijn klein, en de berg is selectief genoeg geweest waardoor lang niet iedereen kamp 4 heeft bereikt.
Ondertussen is mijn grote teen volledig hersteld. Dat is een hele opluchting en ik sta nog steeds achter mijn beslissing om niet terug omhoog te gaan. Maar de teleurstelling blijft groot. Er zat meer in. ‘De berg loopt niet weg’, krijg ik iets te vaak te horen. Dat is juist, maar de kansen om hem te beklimmen zijn beperkt. Ik kan nog blijven dromen.
Nawoord: Mede dankzij de steun van KBF kreeg ik een kans om deze droom te realiseren. Om een nieuwe poging te kunnen doen, ben ik steeds op zoek naar mogelijke partners en sponsors. Meer info via www.nielsjespers.be/partners.
-----------------------------
Dit artikel verscheen ook in het magazine van de Klim- en bergsportfederatie (november 2019).